Door het stikstofvraagstuk en de daaropvolgende boerenprotesten is de agrarische sector volop in het nieuws. Deze sector kan simpelweg in drieën worden opgedeeld: akker- en tuinbouw, veeteelt en overige landbouw (o.a. sierplanten en dienstverlening voor akkerbouw en veeteelt). Figuur 1 geeft inzicht in de omvang van de landbouw in Nederland, op basis van gegevens uit het landelijk werkgelegenheidsregister LISA. De akker- en tuinbouw is hieronder opgesplitst in vier branches: (1) groenteteelt (in de volle grond en onder glas), (2) teelt van granen en peulvruchten, (3) teelt van aardappels, wortels en knollen en (4) teelt van fruit/overige meerjarige gewassen.
Figuur 1 - Werkgelegenheid akker- en tuinbouw in Nederland, per 1 april 2021
Groenteteelt: meer glas, minder volle grond
In de akker- en tuinbouw zijn minder mensen werkzaam dan in de veeteelt. Per 1 april 2021 bedraagt de werkgelegenheid ruim 51 duizend banen (zie figuur 2). Ten opzichte van 2016 is dit een afname van 4,5 procent. Deze afname is minder groot dan in de periode 2011-2016 toen de krimp 7,4 procent bedroeg. Het is vooral de teelt van groenten waar het aantal banen afneemt: van 33 duizend banen in 2011 tot 24 duizend banen in 2021. Het gaat hier om een afname van de teelt van groenten in de volle grond. Bij de groenteteelt onder glas is juist sprake van een toename van het aantal banen.
Ook in de teelt van appels en peren nam de werkgelegenheid af. Aardbeien worden de laatste jaren steeds meer onder glas geteeld om het hele jaar te kunnen leveren. Mede daardoor maakte deze branche in de afgelopen 10 jaar een groei door van 600 naar 1.800 banen. Het aantal vestigingen nam tussen 2016 en 2021 af met 1.200, een krimp van 8,3 procent. Het gemiddelde aantal banen per vestiging nam sinds 2011 iets toe.
Noord-Brabant koploper in akker- en tuinbouw
Afgezet tegen de totale werkgelegenheid is het aandeel van de akker- en tuinbouw in de provincie Noord-Brabant het grootst. In Utrecht is dit aandeel het laagst. Waar de werkgelegenheid in de akker- en tuinbouw landelijk afneemt zijn er enkele provincies die een stijging laten zien. Zo is sinds 2016 de werkgelegenheid in de provincies Groningen, Flevoland en Utrecht toegenomen. De grootste stijging zien we in de twee laatst genoemde provincies.
Flevoland pieperprovincie, Noord-Brabant aardbeienland
Onderstaande interactieve kaart toont het aantal banen per branche in de akker- en tuinbouw per COROP-regio (2021). De regionale spreiding verschilt sterk per branche. De meeste banen zijn te vinden in de groententeelt (opgesplitst in teelt in de volle grond (1a), teelt onder glas (1b) en overige eenjarige gewassen (1c)). Deze banen zijn vooral te vinden in de provincie Noord-Brabant. Ook in het Westland, in de Kop van Noord-Holland en in Noord-Limburg is er veel werkgelegenheid in deze branche.
De werkgelegenheid in de teelt van granen en peulvruchten is voor een belangrijk deel in de provincies Flevoland, Zeeland en Noord-Brabant te vinden. Bij de teelt van aardappels, wortels en knollen springt Flevoland eruit.
In de kaart is de teelt van fruit/overige meerjarige gewassen opgesplitst in appels en peren (4a), aardbeien (4b) en teelt van overig fruit/meerjarige gewassen (4c). De teelt van appels en peren is geconcentreerd in Utrecht, Zuidwest-Gelderland en Overig Zeeland. Nederlandse aardbeien komen voor het overgrote deel uit het westelijke deel van Noord-Brabant en uit Noord-Limburg.
Binnen deze analyse staan vestigingenbinnen de SBI-categorieën ‘011 – Teelt van eenjarige gewassen’ en ‘012 – Teelt van meerjarige gewassen’ centraal. Uitgezonderd zijn de teelt van vezelgewassen (riet), snijbloemen en voedergewassen. Binnen LISA worden bij de registratie van werkzame personen geen stagiairs en vrijwilligers meegerekend. In de figuren zijn de aantallen banen afgerond op tientallen.